Ik ontmoet mevrouw, haar dochter en dochters vriend na een telefoontje van mevrouw eerder die dag. Haar man is stervende, het is fijn dat ik alvast kon komen praten. Zesenzestig is hij pas, en ze noemt het ‘vette pech’ dat er een paar maanden geleden een hersentumor bij hem werd gevonden. “Daar doe je niks aan, dat had niet kunnen worden voorkomen. Misschien is er bij de aanleg van cellen al voor zijn geboorte iets misgegaan. Het is niet erfelijk, er is geen verklaring of oorzaak voor.” Een dappere poging om te relativeren en te accepteren, dat het is zoals het is. Ik hoor hierin ook alle vragen die ze hadden en de onmacht en misschien ook wel boosheid die ze moeten hebben gevoeld toen tot hen doordrong dat hij niet kon genezen en zou gaan sterven.
De afgelopen maanden hadden ze goed benut. Ze prezen zich gelukkig dat de kwaliteit van leven tot voor kort nog redelijk goed was, ze met elkaar nog dingen hadden kunnen doen en kunnen bespreken. Ook over het onvermijdelijke afscheid dat ging komen. Ze hadden daar veel voor voorbereid en wisten goed wat ze wilden en hoe het afscheid moest worden ingevuld. Er waren ook lieve mensen om hen heen die hen hielpen. Zo was er een baar en een wade gemaakt, leefden ze nu, in deze periode, op een heel fijn plekje in het huis van vrienden, waar ze ook afscheid zouden nemen van meneer. De kaart was al ontworpen. Op de dag van de uitvaart zou een vriendin zorgen dat ze, in haar auto, met elkaar meneer naar het crematorium brengen. En later een informeel samenzijn, met catering die ook door vriendinnen zou worden verzorgd.
Lees meer …