Even voelde ik me de grote boeman, of beter gezegd boevrouw, toen ik de kleinzoon van de mevrouw die overleden was ontmoette. Ik was door m’n knieën gegaan om op gelijke ooghoogte te komen bij onze kennismaking. Zijn moeder zei: “Je mag wel naar die mevrouw haar schoenen kijken hoor, als je het spannend vindt.”
Als snel bleek dat de opmerking niet werd gemaakt omdat ik zo spannend was, maar de ouders zich grote zorgen maakten over hoe hun zoontje met de dood kon omgaan. Of het wel zo verstandig was hem nu mee te nemen naar oma, nu ze nog niet in de kist lag. Of hij het allemaal wel zou snappen wat er nu en de komende dagen zou gaan gebeuren, en of hij dat wel allemaal ’een plekje’ zou kunnen geven. Want waar doe je goed aan, als ouders, wanneer je kind (misschien wel voor het allereerst) wordt geconfronteerd met de dood? En wat moet je zeggen, op al die vragen die komen? Of is het wel goed, wanneer mijn kind juist helemaal geen vragen heeft en stil en terug getrokken is?
Met toestemming van de ouders, vroeg ik het jongetje of hij mij misschien kon helpen. Eerst met kleine dingen: even iets pakken, sluitschroeven uitdelen en vol verwachting keek hij me aan wat hij nog meer zou mogen doen. Toen mevrouw werd overgebracht naar het rouwcentrum, vroeg ik hem dan ook of hij misschien samen met mij voor de rouwauto wilde uitlopen. Dát wilde hij wel!